M. Bimmel, 16 juni 2003
Dit grote pand stond in het midden van het 67½ voet brede perceel. De verdeling van de geldbedragen bij de inningen van de hertogcijns wijzen uit dat het huis in de 16de eeuw circa 6 m breed was, even breed als het huidige inclusief één zijmuur. Lambert Stooters moet de cijns betalen, daarna de weduwe van Goyaert Roeloffz, wier familie mogelijk al in het begin van de 16de eeuw in het pand woonde. Het grote huis dateert in zijn eerste stenen opzet uit de 14de eeuw. Mogelijk vormde het toen met het linker buurpand één geheel. Het pand is in de 15de eeuw, na een scheiding met het linker buurhuis, aan de achterzijde verlengd. Hierbij is de draagconstructie in de vorm van een houtskelet vernieuwd. Hierdoor ontstond een drie vakken diep huis. Het werd geheel onderkelderd. De kelder is verdeeld in een brede kelder onder het voorste gedeelte en twee smallere onder het achtergedeelte. De kelders staan met elkaar in verbinding en waren vanaf het achtererf en de straat toegankelijk. Van de houtconstructies zijn de moer- en kinderbalken nog deels aanwezig. Er zijn enkele peerkraalsleutelstukken aangetroffen en restanten van een (laat 16de-eeuwse?) schildering op een moerbalk. De muurstijlen met korbeels | 463 |
en de kap zijn bij latere verbouwingen verloren gegaan. In de eerste helft van de 17de eeuw is, vermoedelijk na oorlogsschade bij de belegeringen in 1629, het pand verbouwd, waarbij het keldergewelf is vernieuwd en een achtervleugel is opgetrokken. Achter het pand was in de 14de eeuw een los achterhuis gebouwd, dat waarschijnlijk tot Orthenstraat 8/10 behoorde en dat in 1432 vermeld wordt als achterhuis met stal ('stabulum'). Het zal dit achterhuis zijn geweest waar op de verdieping vensters gemaakt mochten worden, maar waaruit geen water mocht worden afgevoerd. Bij de bouwcampagne in de 17de eeuw is het grotendeels vernieuwd. | 464 |
BeschrijvingAlgemeen:Het pand Visstraat 15-17 is gelegen op een rechthoekig perceel in de gesloten gevelrij aan de noordzijde van de straat en was daarmee deels binnen en deels buiten de eerste stadsmuur gesitueerd. Het pand is opgebouwd uit verschillende bouwdelen. Aan de straat ligt het hoofdbouw, een rechthoekig bouwdeel met de nok evenwijdig aan de straat en is met veertiende-eeuwse elementen het oudste deel van het object. Achter op het perceel bevindt zich een zeventiende-eeuwse achterbouw, een rechthoekig bouwdeel met de nok eveneens evenwijdig aan de straat. De ruimte tussen deze twee bouwdelen is in de loop der tijd dichtgebouwd. In de zeventiende of achttiende eeuw is op de toenmalige binnenplaats een smalle rechthoekige bouwmassa onder een zadeldak verrezen. De nok van dit dak is haaks op de straat georiënteerd. In de twintigste eeuw is ten slotte de resterende open ruimte dichtgebouwd. De hoofdbouw heeft de grootste massa en heeft vier niveaus; een kelder, een begane grond, een verdieping en de zolderverdieping onder een met blauwe gesmoorde Oud-hollandse dakpannen. De indeling waarbij het voorhuis door een brandmuur wordt gescheiden van het achterhuis, is op de begane grond verdwenen. De insteekverdieping in het achterhuis is wel bewaard. De oudste delen van de hoofdbouw zijn de zijgevels (XIVB). Het pand is in de 15de eeuw verbouwd waarbij in de bestaande muren een houtskelet is aangebracht (inmiddels verdwenen), er was toen vermoedelijk nog geen sprake van een indeling in voor- en achterhuis; deze indeling is pas in de zestiende eeuw tot stand gekomen, gelijktijdig met de realisatie van de drie - in de huidige toestand ontoegankelijke - kelders onder de hoofdbouw. De achterbouw is op basis van de kleine hart op hart maat van de enkelvoudige balklagen van de vloerconstructie en de detaillering van de consoles vermoedelijk in de zeventiende eeuw als een pakhuis gebouwd. Het bouwdeel omvat een begane grond, een eerste verdieping en een zolder met borstwering. Mogelijk was het gebouw ontsloten via een steeg naar de Orthenstraat. Het derde en tussengelegen bouwdeel bestaat uit een begane grond, een verdieping en een zolder. Het bouwdeel is vermoedelijk zeventiende-eeuws.Voorgevel:De gepleisterde lijstgevel (XIXB) van de hoofdbouw is voorzien van horizontale imitatievoegen. Het blokmotief dat de gevel ooit gehad heeft is weggeschilderd en is alleen nog aanwezig onder de vensters van de tweede verdieping. De laat 19de-eeuwse pui bestaat uit twee delen, namelijk de winkelpui en rechts hiervan de deur naar de | 1 |
bovenwoning. Beide delen zijn geplaatst op een hardstenen borstwering en voorzien van een geprofileerde omlijsting met afgeronde hoeken. De deur naar de bovenwoning is voorzien van roosters en een 2-ruits bovenlicht met glas-in-lood. Links naast de deur bevindt zich tussen twee etalageruiten nog een deur tussen de geprofileerde pilaartjes. Deze deur vormt de toegang tot de begane grond. De ruiten en de deur zijn eveneens voorzien van 2-ruits bovenlichten met glas-in-lood. Het onderste deel van de oorspronkelijk schuivende T-vensters op de eerste verdieping zijn tegenwoordig voorzien van draairamen. De vensters op de tweede verdieping hebben eveneens draairamen. De vier vensters op de eerste en tweede verdieping zijn voorzien van een geprofileerde stuc omlijsting met afgeronde bovenhoeken en gesierd met een kuif. Op beide verdiepingen vallen de raamdorpels samen met de gevelbrede waterlijst. De gevel eindigt met een geprofileerde kroonlijst. De wit gepleisterde voorgevel van de achterbouw heeft op de verdieping twee dichtgezette vensteropeningen onder een steens krofboog, ter linkerzijde sluit de tussenbouw op de gevel aan. Op de tweede verdieping zijn twee vensteropeningen met moderne vensters aanwezig. De gevel is afgesloten met een bakgoot. In de gevel zijn gevelankers aanwezig.Linkerzijgevel:De linkerzijgevel van de hoofdbouw is een gemeenschappelijke gevel met het buurpand Visstraat 19 en bevat nog laat-middeleeuws muurwerk. In het opgaand muurwerk van beide gevels zijn op de begane grond en de eerste verdieping restanten van muurstijlsleuven aangetroffen, horende bij een hoogstwaarschijnlijk 15de-eeuwse houtskeletbouw. De muurstijlen waren ingehakt in nog ouder, middeleeuws muurwerk (XIVB). In deze gevel zijn ook sporen van een trapgevel (XVI?) aangetroffen, de gevel is driemaal opgehoogd. De linkerzijgevel van de tussenbouw, gelegen aan de voormalige binnenplaats, is een bakstenen lijstgevel met diverse gevelopeningen (XIXB). Op de verdieping bevonden zich oorspronkelijk vier oude kruiskozijnen.Rechterzijgevel:Evenals voor de linkerzijgevel geldt voor de rechterzijgevel dat deze behoort tot een laat-middeleeuwse structuur en nog 14de- en 15de-eeuws muurwerk bevat.Achtergevel:De gecementeerde achtergevel van de hoofdbouw heeft op de tweede verdieping twee vensteropeningen met moderne vensters. De achtergevel van de achterbouw is niet zichtbaar.Interieur:Onder het voorste deel van het pand bevinden zich drie zestiende-eeuwse kelders: de voorste kelder, ter diepte van twee balkvakken, is even breed als het pand en heeft een tongewelf met de kruin haaks op de straat. Hierachter bevinden zich twee kelders die naast elkaar liggen en ieder ongeveer de halve breedte van het pand beslaan. De 16de-eeuwse balklaag boven de verdieping heeft een indeling in vier balkvakken met moeren kinderbinten en peerkraalsleutelstukken, waarvan er nog enkele aanwezig zijn. Met het aanbrengen van een nieuwe voorgevel, in de tweede helft van de 19de eeuw, is de laatmiddeleeuwse kapconstructie vervangen door de huidige gordingenkap met de nok evenwijdig aan de straat, ondersteund door een grenenhouten spant. De kap heeft een vlieringzolder, samengesteld uit hergebruikte eiken kinderbinten. Oorspronkelijk, dat wil zeggen in de 15de eeuw, had het pand een kap met de nok haaks | 2 |
op de gevellijn. Deze situatie is waarschijnlijk in de 16de eeuw gewijzigd. De tussenbouw is in de tweede helft van de 19de eeuw voorzien van een enkelvoudige balklaag van grenen en een kap met schenkelspanten (Philibertspanten). Het dwarsgeplaatste achterbouw bezit een enkelvoudige grenen balklaag (XVIIB), voorzien van sober geprofileerde consoles. De kap bestaat uit drie dekbalkjukken met schaarspanten, deels vervaardigd van hergebruikt eikenhout.Redengevende omschrijvingHet pand Visstraat 17 heeft monumentale waarde vanwege de 19de-eeuwse zorgvuldig vormgegeven lijstgevel, vanwege de hoge ouderdom van de monumentale bouwmassa, de aanwezigheid van de oorspronkelijke balklagen en kapconstructie en de aanwezigheid van een structuurbepalende kelder. | 3 |
v.d. Dries, Apotheker770. "De twee Meerminnen" anno 1673. Ook: "De Meerman en de Meermin". In 1835 Apotheek van Rarickx, die "De vergulde Arend" als uithangbord voerde. | 50 |
1865 | P.J. Pernot (handelaar in wijnen en gedistilleerd) - C.J.B. Sprengers (1e luitenant bij het 5e regement infanterie) |
1875 | H.W.A. Bodenstaff (spiegel- en lijstenfabriek) - A.A.E. Phaff (kapitein tweede bataillon) |
1881 | H.W.A. Bodenstaff (spiegel- en lijstenfabriek) - C.R.J. Kallenberg van den Bosch (adjunct ingenieur bij de staats spoorwegen) |
1908 | A.F.F.M. van den Dries (apotheker en scheikundige) |
1910 | A.F.F.M. van den Dries (apotheker en scheikundige) |
1928 | A.F.F.M. van den Dries |
1943 | A.F.F.M. van den Dries (apotheker) |